Een kamer vol mensen. Kennissen
en vage bekenden. Een man vertelt een mop, iedereen lacht. Ik heb hem niet goed
verstaan en vraag hem de mop te herhalen. Hij komt heel dicht bij me staan en
roept de mop nog een keer. Ik doe net of ik het nu wel versta en denk zogenaamd
na over de clou. Weer lacht iedereen, maar nu om het feit dat ik de mop niet
begrijp. Ik herinner me een artikel, waarin staat dat slechthorende mensen bang
zijn om dom gevonden te worden en voel me ineens heel treurig. Ik loop naar een
andere kamer om alleen te zijn. Ik sta alleen in die kamer en heb het gevoel
dat ik me aanstel. Schaamtevol loop ik terug, maar iedereen is weg. Er ligt een
mobiel en een tasje op een tafel en ik weet dat een oude vriendin er nog moet
zijn. Ze komt de kamer binnen met een lange man, die heel dicht bij me komt
staan. Hij vertelt me dat er een praatgroep van de PvdA bestaat, waar ik mijn
problemen bespreken kan. Ik denk: “over m’n lijk”.
Carl Jung was er van
overtuigd dat dromen signalen afgaven over de toestand in je onderbewuste. Je kunt er van leren. Deze droom vertelt me dat slachtoffergedrag naar eenzaamheid
leidt. U mag er een andere betekenis aan geven, dit is de mijne.
Een paar dagen geleden
gebeurde er iets met me. We zaten aan tafel met zes personen en iemand vertelde
een verhaal dat ik half verstond en half interpreteerde. Op een gegeven moment
begreep ik een wending niet meer. Ik verstond “tien over negen” en in het kader
van het onderwerp, zwangerschap, begreep ik het niet meer goed. Het bleek dat
de verteller “een tiener van negen” had gezegd. Alom gelach. Doorgaans lach ik
mee, maar iets hield me tegen. Misschien een besef dat er om mij gelachen werd
en niet om een zeer komisch misverstand. Ook daar kan ik best tegen, maar nu
even niet. Ik voelde me niet “neergezet” of zo, nee ik had gewoon geen zin om
mee te lachen, want ik vond het niet komisch. De lach doofde langzaam uit en in
het bedremmelde stilzwijgen zei ik simpelweg: “het is niet altijd grappig om
iets niet goed te verstaan, soms is het gewoon vervelend”. Ik zei het als een
feit, niet als een klacht.
Hoe moeten wij ons tot onze
eigen slechthorendheid verhouden? Het is een feit dat de communicatie met
anderen stroever verloopt en het is van belang om de omstandigheden waarin we
communiceren zo gunstig mogelijk te maken. Dat leren we vanzelf, we zullen wel
moeten. Dus schaffen we gehoorapparaten aan en allerlei andere apparatuur die
het horen tot een zo natuurlijk mogelijke ervaring maken. Nooit een
vanzelfsprekende, dat is geweest. Maar hoe gaan we om met de lachende medemens?
Meestal lach ik mee, sterker nog, door met lachen te beginnen nodig ik mensen
uit dat ook te doen. Het is nou eenmaal vaak komisch. Maar soms niet. En ook
dan blijf ik bij mezelf.
Van Carl Jung geleerd.